De liefde voor trainingsacteren
Op de Arnhemse Toneelschool ging onze spraakdocent Ger van Rossum in op een kans die zich voordeed. Pas later realiseerde ik me de impact ervan.
We gingen met een groepje leerlingen van de toneelschool naar de politieschool in Lochem. Daar, in de kelder, was een grote simulatieruimte. Een nagebouwd dorp met een kroeg, een woonhuis, een disco, een politiebureau. Als toneelschoolstudent speelden we daar menig realistische tragedie: kroegruzies over een staatlot, geweld binnen het huwelijk, aangifte van misbruik. De studenten van de politieschool ontvingen een melding, waarna twee van hen in de situatie moesten ingrijpen. Ik voel nog de ruwe stof van het politie-uniform van een vrouwelijke student die mij troostte. Nadat de camera’s uitgingen (er was fantastisch materiaal: beter dan we op de toneelschool hadden) en het spel was gestopt, barstte deze studente zelf in tranen uit. Op dat moment realiseerde ik me hoe krachtig de spelsituatie was, hoe realistisch het kon worden, ook al wisten mensen dat het een simulatie was, en hoeveel impact dat kon hebben.
Dit hele directe spelen, in je eigen leefsituatie, is iets wat kinderen met het grootste gemak doen: “dan ben jij de meester en ik ben het kind. ‘Meester! Ik snap het niet!'” Binnen een paar zinnen begeven ze zich in hun gespeelde werkelijkheid. Het is een manier om hun wereld te begrijpen en te organiseren.
Om een of andere reden raken we het vermogen kwijt om dat zo onbevangen te doen: binnen een simulatie experimenteren met gedrag. Waarom dat zo is weet ik niet. Ik vermoed dat het iets te maken heeft met ongemak of gêne, zoals het gebrek aan comfort dat we ook ervaren in andere leersituaties. Als jong kind ga je regelmatig onderuit: vallen is een onderdeel van je dag, net als opstaan. Vanaf dat we een jaar of zestien zijn, schat ik, is vallen ineens iets wat je zo snel mogelijk moet herstellen, liefst camoufleren of negeren. Ben je eenmaal een jaar of dertig, veertig, en overkomt het je nog eens dat je languit over straat valt, terwijl je mobiel als een sjoelschijf voor je uit over de stoep keilt, dan heeft menigeen het acute verlangen dat de grond zich zou openen om de hele situatie met jou erbij te verzwelgen.
Zonder vallen geen leren. Zonder spelen geen experimenteermogelijkheid voor gedrag. Vreemd, want per saldo neem je veel meer risico als je niet oefent: je moet in de “echte situatie” in een keer goed scoren.
Gelukkig heeft een goede trainingsacteur m/v een prachtige schat in zijn/haar gereedschapskist: het authentieke, ingeleefde spel. Zo goed de waarheid liegen, dat de ander vanzelf gaat reageren. Ik zeg bewust niet “alsof het echt was”. Want wat is echt?
Alles is betekenisgeving.
Als zodadelijk iemand bij u aanbelt en zegt: “Gefeliciteerd, u heeft een prijs gewonnen in de postcodeloterij.” weet je meteen wat je voelt! Blijdschap. Of verwarring (als je geen lot hebt:-). Je hersenen leveren je de beelden aan van wat je allemaal met het geld zou kunnen doen, wat het betekent voor je leven om een flink bedrag op je rekening te hebben staan.
Kijkt die persoon daarna op zijn lijst en slaat hij zijn hand voor zijn mond: “Neem me niet kwalijk, een vreselijke vergissing, we zitten in de verkeerde wijk,” dan hoef je ook niet lang na te denken wat je ervan vindt en wat je erbij voelt.
Zo maak je in korte tijd mee dat je rijk was en dat je alles kwijt bent, terwijl je nog geen cent in handen hebt gehad. Alles speelde zich af in je verbeelding en je besloot er zelf betekenis aan te geven: je nam het voor dat moment voor waar aan.
En dat is spelen. Voor waar aannemen wat je op dat moment doet, ziet, hoort, vindt, voelt en denkt.
Onze hersenen zijn bijzonder kunstig. Tegelijkertijd hebben ze hun beperkingen. Ze kunnen bijvoorbeeld niet zoveel informatie tegelijkertijd verwerken. Zeven stukjes, om precies te zijn. Om toch meer te kunnen, halen onze hersenen trucjes uit. Ze klusteren bijvoorbeeld informatie (zoals telefoonnummers, die we in groepjes hakken, om ze beter te onthouden), of ze koppelen betekenissen aan elkaar om ze niet als losse projectielen door ons hoofd te laten schieten, richting vergetelheid.
En zo komt het dat onze hersenen, als ze ons snel van betekenis willen voorzien (ze willen ons snel helpen chocola te maken van een situatie, vooral als de situatie spannend is), niet altijd even nauwkeurig zijn. Ze vergelijken bijvoorbeeld niet zo nauwkeurig als het snel moet gebeuren (bijvoorbeeld omdat er gehandeld moet worden).
Het is de “saving grace” (met dank aan Frans Weisz voor de uitdrukking) van de (trainings)acteur: je gedrag hoeft niet precies te lijken op de persoon uit de echte situatie. Als er maar een paar cruciale gedragselementen lijken, vult de kijker de rest zelf in. Deze gaat vervolgens op het gedrag van de trainingsacteur reageren. Gedrag roept gedrag op. En zo ontspint zich in wederkerigheid een situatie die, zo horen geoefende trainingsacteurs vaak, “precies lijkt op hoe het in het echt ook ging.”
Je bent zo goed als je laatste optreden.
Dat geldt voor een trainingsacteur evenzeer. Bij elke groep, elke deelnemer opnieuw, begint het spel van de koudwatervrees, het ongemak, de verleiding en als het goed gaat de levensechte oefensituatie, die de deelnemer in de training in staat stelt te oefenen met gedrag en te kapitaliseren op zijn eigenschappen en vaardigheden.
Referentie? Klik hier.
Wil je zelf leren trainingsacteren? Informatie.
Column van mij op de website van Kemna Training over de waarde van trainingsacteren.
In een aflevering van The Office (UK) ontvangt de manager een trainer. De ongelukkige trainer komt op het idee met de manager een rollenspel te doen. De aflevering heet Staff Training Day. Hieronder een klein fragmentje.
Aangesloten bij de Nederlandse Vereniging van Trainingsacteurs
Gedragscode NVvT-leden is hier te downloaden.